Tot en met zondag 25 april loopt in Kunsthal Sint-Pietersabdij de tentoonstelling ‘De Chinese verleiding’, Chinese exportkunst van de zestiende tot de negentiende eeuw. De tentoonstelling ademt de sfeer uit van de bloeiende handel die de Zuidelijke Nederlanden gedurende tweehonderd jaar met China dreef. Curator Nicole De Bisscop maakte een boeiend en rijkelijk overzicht van wat er werd ingevoerd en aangekocht door de adel en de gegoede burgerij. Elk voorwerp toont aan hoezeer Europa in de ban was van alles wat met China te maken had.
In het Westen was China lange tijd zo goed als onbekend. Pas toen Alexander de Grote met de verovering van het Oosten startte, kwam er een regelmatige uitwisseling van ideeën en goederen met volkeren uit het Oosten tot stand. Vanaf de eerste eeuw v. Chr. groeiden de handelscontacten over land tussen de oosterse en de westerse wereld. China oefende van bij het begin een bijzondere aantrekkingskracht uit op Europa en men bouwde een netwerk uit over een afstand van meer dan 7.000 km. De archeologische vondst op de site van de Gentse Sint-Pietersabdij van scherven Yue-steengoed uit de periode van de negende tot tiende eeuw, toont aan dat Chinese keramiek in Europa al vroeg bekend was.
Toen in de zestiende eeuw de ontdekkingen in de zeevaart een nieuwe en krachtige impuls gaven aan de betrekkingen tussen China en Europa, kwam de Chinese rage in Europa pas echt op gang. Vanaf de achttiende eeuw speelden Vlamingen, in het kielzog van Portugezen, Spanjaarden, Fransen en Hollanders, een baanbrekende rol in de handel met China. Zijde, specerijen, lakwerk en keramiek behoorden tot de belangrijkste Chinese exportproducten. De voorwerpen waren duur, het transport moeilijk. Slechts met mondjesmaat vonden ze hun weg naar Europese schatkamers en rariteitenkabinetten. De oudste bewaard gebleven voorwerpen van Chinees porselein dateren uit de veertiende en vijftiende eeuw. Ze werden als bijzonder kostbare schatten beschouwd en meestal in zilveren of gouden zettingen gemonteerd.
In de zeventiende eeuw piekte de handel tussen de Zuidelijke Nederlanden en de Iberische wereld. Via de haven van Oostende verhandelden Antwerpse, Brugse en Gentse handelshuizen textiel en luxegoederen van en naar Zuid-Spanje en Portugal. In 1714 kwamen onze gewesten echter onder Oostenrijks bewind en moesten de Vlaamse en Brabantse handelshuizen op zoek naar alternatieve handelsprojecten. Enkele vermogende kooplieden en reders uit Gent, Oostende, Brugge en Antwerpen kregen in 1715 de toestemming om handelsexpedities naar Azië te organiseren. Zeven jaar later ondertekende keizer Karel VI het octrooi voor de oprichting van de Generale Keijserlijcke Indische Compagnie, beter bekend als de Oostendse Compagnie. Deze kreeg het monopolie voor de handel met Azië maar had de meeste commerciële belangen in Bengalen en China.
Vooral het grote succes van de Oostendse Compagnie wekte de afgunst van de Engelse, Nederlandse en Franse compagnies die Karel VI onder zware druk zetten. Die zwichtte en verbood de Compagnie in 1731, wat niet belette dat de handel in Chinese goederen in onze contreien zeer levendig bleef. De schepen uit China liepen de havens binnen, volgeladen met thee en luxegoederen zoals zijde, porselein, lakwerk, ivoor, zilverwerk en met de hand geschilderd wandbehang. Al deze wonderlijke Chinese voorwerpen werden met veel geestdrift ontvangen. De bewondering ging niet alleen uit naar de kwaliteit van de materialen en de frisheid van de decoratie, maar evenzeer naar de virtuositeit van de sierkunstenaar en de ambachtsman. De impact op de eigentijdse mode en interieurdecoratie was enorm en in de verzamelingen van de adel en de burgerij belandden wonderlijke kunstvoorwerpen in een kwaliteit van materialen en met virtuoze decoraties die in Europa tot dan toe ongekend waren.
De Chinese pottenbakkers produceerden schalen en borden naar Europese voorbeelden op bestelling. Deze trend bereikte zijn hoogtepunt in de achttiende eeuw, toen in Europa de vraag naar nieuw servies ontstond door de veranderende eetgewoontes en de introductie van thee, chocolade en koffie. Het was de periode dat l’art de la table meer aandacht kreeg en steeds geraffineerder werd. In deze context speelde het kostbare Chinese porselein een primordiale rol. Tot in de jaren 1720 werden tafelbenodigdheden in afzonderlijke stukken ingevoerd en te koop aangeboden. Complete eetserviezen zoals wij die nu kennen, kwamen pas vanaf de jaren dertig van de achttiende eeuw in de mode. In de loop der jaren veranderden de samenstelling en het aantal onderdelen gestadig. De serviezen werden uitgebreid met olie- en azijnstellen, zoutvaten, kruidenschaaltjes, boterpotten, slakommen, fruitschaaltjes en ga zo maar door.
Naast dit vaatwerk, bestelde men ook serviezen voor thee, chocolade en koffie in China. Zo werd thee aanvankelijk aan dezelfde tafel gezet waar hij werd gedronken. Het kokende water werd in een porseleinen kan vanuit de keuken gebracht en aan tafel opgegoten. Omdat de thee heel sterk was, spoelde men het kopje voor het opnieuw werd gevuld, wat de spoelkommen in de theeserviezen verklaart. Voor de rest bestonden die uit theebussen, suikerpotten, potten voor snoepgoed en dienschalen, evenals warmwaterkannen en waterketels. Men importeerde ook bekers en kannen voor wijn en bier en flessen voor geestrijke dranken en punch. Omdat men tijdens de feestmaaltijden verschillende malen de handen spoelde, bestelden de compagnies in China ook porseleinen kannen, fonteinen en bekkens.
In de expositie is een scherf Yue steengoed te zien uit de periode van de negende - tiende eeuw, die men in 1974 op de site van de Gentse Sint-Pietersabdij heeft gevonden. In 1978 ontdekte men soortgelijke scherven op het terrein van de Sint-Baafsabdij. Het is de oudste vondst van Chinees keramiek die men tot nu toe in Europa heeft gedaan. Op de tentoonstelling zijn ook prachtige voorbeelden van wapenporselein te zien. De borden en schotels met het wapenschild van een stad of provincie werden enkel gekocht als collectiestukken om mee te pronken. Serviezen met de wapenschilden van families gebruikte men wel aan tafel. Het bijzonder exclusieve ensemble dat behoort tot het eetservies van de familie de Sluze wordt in Gent voor het eerst tentoongesteld. Het geëxposeerde ensemble bestaat uit een bekken, een ronde schotel en twee borden met palmetmotief geschilderd in ijzerrood als hoofdkleur.
Zowel individuele bezoekers als groepen kunnen hun tickets reserveren bij BoekjeBezoek op het telefoonnummer 09 269 60 04, fax 09 269 60 09, e-mail info@boekjebezoek.be Daar kan men ook terecht als men de tentoonstelling met een gids wil bezoeken. Naast de klassieke rondleiding in de tentoonstelling, is er ook de rondleiding ‘Van middeleeuwse kruiden tot oosterse specerijen’ over de fauna en flora uit Oost en West. De rondleidingen worden in het Nederlands, Frans en Engels gegeven. Prijs: 80 euro per groep, toegangsgeld niet inbegrepen. Rondleidingen op maat voor klassen kan men boeken bij Vizit op het telefoonnummer 09 233 76 89, fax 09 225 23 19, e-mail info@vizit.be .
Ook gezinnen met kinderen zijn welkom. Peuters en kleuters ondernemen een speurtocht in de tentoonstelling op zoek naar het verdwaalde theekopje en kinderen van 8 tot en met 13 jaar kunnen aan de slag met het opdrachtenparcours dat de titel ‘Het geheim van de Chinavaarder’ meekreeg. Op de website www.gent.be/spa staat meer informatie over de tentoonstelling en activiteiten zoals de Museumnacht en ‘De zondagen van de Chinese Verleiding’.Open van dinsdag tot en met zondag van 10 tot 18 uur. Gesloten op maandag, donderdag 24, donderdag 25 en donderdag 31 december en vrijdag 1 januari 2010. Open op paasmaandag.Public relations - Exclusieve nocturnes Tel. 0476 86 34 53, e-mail fabienne.gros@gent.be
Toegangsprijzen: 8 euro / 6,75 euro, gratis - 18 jaar
Geen opmerkingen:
Een reactie posten